Radarsystemen gebruiken verschillende scanmodi om informatie over doelen en de omgeving te verzamelen. Deze scanmodi kunnen grofweg in twee hoofdtypen worden ingedeeld: mechanisch scannen en elektronisch scannen (ook bekend als phased array-scannen).
Mechanisch scannen houdt in dat de radarantenne fysiek wordt gedraaid om een smalle straal radiogolven door de lucht of een specifiek gebied te scannen. Door deze rotatiebeweging kan de radar een breed gezichtsveld bestrijken door systematisch azimut (horizontale richting) en elevatie (verticale richting) te scannen. Mechanisch scannen is betrouwbaar en eenvoudig, maar kan beperkingen hebben op het gebied van scansnelheid en flexibiliteit.
Elektronisch scannen, of progressieve array-scanning, maakt gebruik van een reeks individuele antenne-elementen die elektronisch kunnen worden bestuurd om de radarstraal te richten zonder de antenne fysiek te verplaatsen. Door de fase en amplitude van signalen over de antenne-array aan te passen, maakt elektronisch scannen een snelle en nauwkeurige scan van de radarbundel in verschillende richtingen mogelijk. Dankzij deze flexibiliteit kunnen elektronische scanradars snel schakelen tussen scanmodi, zoals sectorscannen, potloodbundelscannen of adaptieve scanpatronen, afhankelijk van de operationele vereisten.
De keuze van de radarscantechniek hangt af van factoren zoals de operationele omgeving, de behoefte aan snelle doelverwerving, volgflexibiliteit en de complexiteit van het ontwerp van het radarsysteem. Mechanisch scannen wordt vaak gebruikt in traditionele radarsystemen waarbij eenvoud en betrouwbaarheid prioriteit krijgen, zoals bij weerradars of radars voor vroegtijdige waarschuwing. Elektronisch scannen heeft daarentegen de voorkeur voor moderne radartoepassingen die snelle responstijden, adaptieve scanpatronen en nauwkeurige mogelijkheden voor het volgen van doelen vereisen, zoals bij militaire surveillance, luchtverkeersleiding en geavanceerde weermonitoring.