Radar is minder effectief op lage hoogte, voornamelijk vanwege de kromming van de aarde en de manier waarop radarsignalen zich voortplanten. Radarsignalen reizen in rechte lijnen en zijn onderhevig aan de kromming van de aarde, wat betekent dat de radarstraal op lage hoogte mogelijk niet in staat is doelen voorbij een bepaalde afstand effectief te detecteren. Deze beperking vermindert het vermogen van de radar om nauwkeurige en betrouwbare dekking nabij de grond te bieden, waardoor deze minder effectief wordt voor bewakings- of detectietaken waarvoor gedetailleerde informatie op lage hoogte vereist is.
De effectiviteit van radar op lage hoogte wordt verder aangetast door grondruis en obstakels die radarsignalen kunnen belemmeren of reflecteren. Dichtbij de grond kunnen radargolven tegen gebouwen, terreinkenmerken en andere obstakels weerkaatsen, waardoor interferentie ontstaat en het moeilijk wordt om doelen te onderscheiden van achtergrondruis. Deze bulk kan het vermogen van de radar om laagvliegende objecten of voertuigen te detecteren en volgen belemmeren, waardoor de operationele effectiviteit ervan wordt verminderd in scenario’s waarin nauwkeurige detectie en targeting essentieel zijn.
De minimale hoogte voor radaroperaties varieert afhankelijk van het type radarsysteem en de specifieke ontwerpparameters ervan. Voor de meeste surveillanceradars die worden gebruikt bij luchtverkeersleiding, militaire operaties en weermonitoring, varieert de minimumhoogte doorgaans van een paar honderd voet tot enkele duizenden voet boven het grondniveau. Deze hoogte zorgt ervoor dat radarsignalen voldoende afstand hebben van grondruis en terreinobstakels om doelen nauwkeurig en zonder interferentie te detecteren en te volgen. Beneden deze minimumhoogte kunnen de radarprestaties verslechteren als gevolg van toegenomen ruis en verminderde signaalvoortplanting, waardoor de effectiviteit ervan voor betrouwbare detectie en bewaking wordt beperkt.
Radarsystemen hebben een minimale hoogtevereiste, voornamelijk om voldoende signaalafstand tot grondruis te behouden en betrouwbare doeldetectie en tracking te garanderen. Door op grotere hoogte te werken, kunnen radarsignalen langere afstanden afleggen zonder te worden gehinderd of vervormd door terreinkenmerken, gebouwen, vegetatie en andere obstakels op de grond. Dit zorgt ervoor dat radarsystemen de beoogde functies effectief kunnen uitvoeren, of het nu gaat om luchtverkeersleiding, militair toezicht, weermonitoring of andere toepassingen die nauwkeurige en snelle detectie van doelen binnen een specifiek luchtruim vereisen.