Radartechnologie omvat het gebruik van radiogolven om objecten te detecteren en te lokaliseren. Het bestaat uit een zender die radiogolven uitzendt, een antenne die deze golven naar het doel richt, en een ontvanger die de gereflecteerde golven opvangt. Signaalverwerkingstechnieken worden toegepast om de geretourneerde signalen te interpreteren, waardoor het bereik, de snelheid en soms de grootte en vorm van het object kunnen worden bepaald.
De basisprincipes van radartechnologie omvatten het verzenden van radiogolven, het reflecteren van die golven op objecten en het ontvangen van de gereflecteerde signalen. De vertraging tussen het zenden en ontvangen van de golven wordt gebruikt om de afstand tot het object te berekenen, terwijl het Doppler-effect op de frequentie van het geretourneerde signaal wordt gebruikt om de snelheid van het object te bepalen. De belangrijkste componenten van radarsystemen zijn de zender, ontvanger, antenne en signaalprocessor.
De technische definitie van radar (radiodetectie en bereik) is een systeem dat elektromagnetische golven gebruikt om het bereik, de hoek of de snelheid van objecten te identificeren. Radarsystemen werken door radiogolven uit te zenden en de golven te analyseren die worden gereflecteerd door objecten die ze tegenkomen. Hierdoor kunnen verschillende doelen worden gedetecteerd en gevolgd, waaronder vliegtuigen, schepen, voertuigen en weerformaties.
Radartechnologie werd voor het eerst gebruikt in het begin van de 20e eeuw, met een aanzienlijke ontwikkeling en implementatie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het speelde een cruciale rol bij militaire operaties om vijandelijke vliegtuigen en schepen op te sporen en te volgen. Sindsdien is de RADAR-technologie blijven evolueren en uitbreiden naar verschillende civiele en commerciële toepassingen, waaronder luchtverkeersleiding, weersvoorspellingen, zeenavigatie en autoveiligheidssystemen.