Oppervlaktebewegingsradar werkt met een specifieke rotatiesnelheid, die doorgaans varieert afhankelijk van het beoogde ontwerp en gebruik van het systeem. Deze rotatiesnelheid bepaalt hoe vaak de radarstraal het interessegebied scant. Voor de meeste oppervlaktebewegingsradars varieert deze snelheid van enkele omwentelingen per minuut (rpm) tot ongeveer 12-15 tpm in meer geavanceerde systemen. Door deze rotatie kan de radar het aangewezen gebied continu scannen, waardoor realtime informatie wordt verstrekt over de beweging van objecten op de grond of het wateroppervlak.
Oppervlaktebewegingsradar werkt in specifieke frequentiebanden die zijn toegewezen voor radartoepassingen. De frequentie van oppervlaktebewegingsradar ligt doorgaans in de S-band (2-4 GHz) of L-band (1-2 GHz) van het elektromagnetische spectrum. Deze frequenties zijn gekozen vanwege hun vermogen om verschillende weersomstandigheden te doordringen en nauwkeurige detectie en tracking van objecten op de grond of het wateroppervlak te bieden. De keuze van de frequentieband hangt vaak af van factoren zoals de vereisten voor het radarbereik en de omgevingsomstandigheden waarin de radar wordt ingezet.
De rotatiesnelheid van de radar verwijst naar de snelheid waarmee de radarantenne draait terwijl deze de omgeving scant. Voor oppervlaktebewegingsradar is deze rotatiesnelheid cruciaal omdat deze de updatesnelheid en het dekkingsgebied van de radar bepaalt. Moderne radarsystemen die worden gebruikt voor oppervlaktebewegingen hebben doorgaans rotatiesnelheden die variëren van ongeveer 5 tot 15 omwentelingen per minuut (rpm). Hogere rotatiesnelheden maken snellere updates mogelijk van de positie en beweging van objecten zoals vliegtuigen, voertuigen en schepen op het land- of wateroppervlak.
Oppervlaktebewegingsradar wordt voornamelijk gebruikt om de beweging van objecten op start- en landingsbanen, taxibanen en platformgebieden te monitoren en te beheren. De belangrijkste functie is het verbeteren van de veiligheid door realtime informatie te verstrekken over de positie, snelheid en traject van vliegtuigen, voertuigen en andere objecten op de grond. Deze radartechnologie helpt luchtverkeersleiders en grondpersoneel bewegingen effectiever te coördineren, botsingen te voorkomen en een efficiënt gebruik van de luchthaveninfrastructuur te garanderen. Oppervlaktebewegingsradar draagt ook bij aan de algemene luchthavenactiviteiten door het grondverkeersbeheer te verbeteren, vertragingen te verminderen en de veilige en ordelijke stroom van het luchtverkeer te ondersteunen.