Het doel van een radarbakentransponder, gewoonlijk transponder genoemd, is het verbeteren van de zichtbaarheid en identificatie van vliegtuigen of andere objecten voor radarsystemen. Het werkt door radarsignalen te ontvangen van radarsystemen op de grond of in de lucht en automatisch een reactiesignaal te verzenden. Dit responssignaal bevat gecodeerde informatie zoals de vliegtuigidentificatiecode (Squawk-code), hoogte en soms andere vluchtparameters. De transponder helpt luchtverkeersleiders de posities van vliegtuigen nauwkeurig te volgen, een veilige scheiding tussen vliegtuigen te handhaven en het luchtverkeer effectief te beheren, vooral in een druk luchtruim.
In radarsystemen is de functie van een transponder het ontvangen van binnenkomende radarsignalen, deze verwerken om specifieke informatie te extraheren en vervolgens een responssignaal te genereren en naar het radarsysteem te verzenden. Dit responssignaal omvat doorgaans gecodeerde informatie die het met een transponder uitgeruste object identificeert, zoals een vliegtuig, schip of grondvoertuig. Het gebruik van transponders verbetert de radarbewakingsmogelijkheden door aanvullende gegevens te verschaffen die verder gaan dan eenvoudige detectie, waardoor een effectievere monitoring en beheer van verkeer of goederen binnen het dekkingsgebied van de radar mogelijk wordt.
In de luchtvaart dient een in een vliegtuig geïnstalleerde transponder verschillende kritische doeleinden. Het verbetert de mogelijkheden van de luchtverkeersleiding (ATC) doordat radarsystemen het vliegtuig nauwkeurig kunnen identificeren en volgen. De transponder reageert op radarondervragingen met een unieke Squawk-code toegewezen door ATC, waardoor verkeersleiders onderscheid kunnen maken tussen verschillende nabijgelegen vliegtuigen. Bovendien biedt het hoogte-informatie, waardoor de verticale scheiding tussen vliegtuigen die op verschillende niveaus vliegen, behouden blijft. Deze functionaliteit is essentieel om een veilig en efficiënt luchtverkeersbeheer te garanderen, vooral in een druk luchtruim en tijdens het naderen en afwijken van luchthavens.
De zender in een radarsysteem heeft als voornaamste doel het uitzenden van elektromagnetische golven (radarsignalen) naar de omringende ruimte. Deze golven reizen naar buiten en interageren met objecten op hun pad. Wanneer deze radargolven objecten tegenkomen, zoals vliegtuigen, schepen of weersverschijnselen, wordt een deel van de energie teruggekaatst naar de radarontvanger. Deze gereflecteerde energie wordt vervolgens verwerkt om de locatie, afstand, snelheid en andere kenmerken te bepalen van objecten die door het radarsysteem worden gedetecteerd. De zender speelt dus een belangrijke rol bij het initiëren van het radardetectieproces en het verzamelen van informatie over doelen binnen zijn operationele bereik.
Het belangrijkste verschil tussen een baken en een transponder ligt in hun operationele principes en toepassingen. Een baken, zoals een radarbaken (Racon), verwijst doorgaans naar een passief apparaat dat binnenkomende radarsignalen terugkaatst naar de bron. Het dient in de eerste plaats als markerings- of navigatiehulpmiddel en verbetert de zichtbaarheid op radarschermen. Een transponder is daarentegen een actief apparaat dat binnenkomende radarsignalen ontvangt, verwerkt en een specifiek responssignaal naar het radarsysteem verzendt. Dit responssignaal bevat gecodeerde informatie, zoals identificatiecodes en hoogte, waardoor nauwkeurige tracking en identificatie van het met een transponder uitgeruste object mogelijk wordt. Transponders worden veel gebruikt in de lucht- en maritieme industrie om de veiligheid, navigatie en operationele efficiëntie te verbeteren.