Brede ontvangerbandbreedte verwijst naar het vermogen van een ontvanger om een breed scala aan frequenties te verwerken. Met deze functie kan de ontvanger meer informatie vastleggen en signalen verwerken met hogere datasnelheden of complexere modulatieschema’s. Hoge bandbreedte is gunstig voor toepassingen zoals breedbandcommunicatie, waarbij grote hoeveelheden gegevens snel moeten worden verzonden en ontvangen. Dit kan echter ook leiden tot meer ruis en interferentie, waardoor effectieve filtering en signaalverwerking nodig zijn om de signaalkwaliteit te behouden.
De bandbreedte van een ontvanger is het frequentiebereik dat de ontvanger efficiënt kan verwerken en demoduleren. Het definieert de frequentielimieten waarbinnen de ontvanger binnenkomende signalen nauwkeurig kan opvangen en interpreteren. De specifieke bandbreedte die een ontvanger nodig heeft, is afhankelijk van het type signaal en de toepassing waarvoor deze is ontworpen. Een FM-radio-ontvanger heeft bijvoorbeeld doorgaans een bandbreedte van ongeveer 200 kHz, terwijl een AM-radio-ontvanger een bandbreedte van ongeveer 10 kHz heeft.
RF-bandbreedte, of radiofrequentiebandbreedte, verwijst naar het frequentiebereik waarover een radiofrequentiesysteem, zoals een zender of ontvanger, effectief kan werken. Het vertegenwoordigt de breedte van het frequentiespectrum dat het RF-systeem kan verzenden of ontvangen. RF-bandbreedte is van cruciaal belang bij het bepalen van de hoeveelheid gegevens die kan worden verzonden, de kwaliteit van het signaal en de kans op interferentie door andere signalen. De vereiste RF-bandbreedte varieert afhankelijk van de datasnelheid, het modulatieschema en de frequentieband van de toepassing.
RBW in MRI betekent ontvangerbandbreedte. Dit is een kritische parameter bij magnetische resonantiebeeldvorming die het frequentiebereik bepaalt dat de ontvanger van het MRI-systeem kan verwerken. De bandbreedte van de ontvanger beïnvloedt de signaal-ruisverhouding (SNR), de beeldresolutie en de acquisitietijd. Een grotere ontvangerbandbreedte kan de acquisitietijden verkorten en de gevoeligheid voor artefacten verminderen, maar kan ook de SNR verminderen. Omgekeerd kan een smallere bandbreedte van de ontvanger de SNR verbeteren, maar kan ook de kans op artefacten vergroten en de acquisitietijden verlengen.
Bij MRI heeft bandbreedte een aanzienlijke invloed op de signaal-ruisverhouding (SNR). Bandbreedte bij MRI verwijst naar het frequentiebereik waarover het MRI-systeem signalen ontvangt. Een smallere bandbreedte kan de SNR verbeteren, omdat hierdoor de hoeveelheid ruis die door het signaal wordt opgevangen, wordt verminderd. Een smallere bandbreedte vergroot echter ook de kans op beeldartefacten en kan langere acquisitietijden vereisen. Het balanceren van bandbreedte en SNR is cruciaal bij MRI om beelden van hoge kwaliteit te verkrijgen met minimale ruis en artefacten.