De absorptiecoëfficiënt bij straling verwijst naar de meting van hoe goed een materiaal invallende straling absorbeert terwijl het erdoorheen gaat. Het geeft het deel van de invallende straling aan dat wordt geabsorbeerd door de eenheidsafstand die door het materiaal wordt afgelegd. De absorptiecoëfficiënt hangt af van het type straling (zoals gammastraling, röntgenstraling of ultraviolette straling) en de eigenschappen van het absorberende materiaal, inclusief de dichtheid en atomaire samenstelling. Hogere absorptiecoëfficiënten impliceren dat er meer straling wordt geabsorbeerd, wat resulteert in een verminderde transmissie van straling door het materiaal. Dit concept is van cruciaal belang op gebieden als medische beeldvorming, materiaalkunde en milieumonitoring, waar inzicht in de interactie van straling met materie de penetratiediepte en absorptie-eigenschappen helpt bepalen.
Bij radiografie verwijst de absorptiecoëfficiënt naar de eigenschap van materialen om röntgenstraling te verzwakken wanneer deze erdoorheen gaat. Röntgenabsorptiecoëfficiënten variëren afhankelijk van het atoomnummer, de dichtheid en de dikte van het voorgestelde materiaal. Materialen met een hoger atoomnummer en dikkere secties hebben over het algemeen hogere absorptiecoëfficiënten, wat resulteert in een grotere verzwakking van röntgenstraling en een verminderde transmissie door het materiaal. Radiografie is gebaseerd op verschillen in absorptiecoëfficiënten tussen verschillende weefsels en structuren in het lichaam of objecten die worden geïnspecteerd om contrastbeelden te produceren die interne structuren, afwijkingen of defecten aan het licht brengen. Nauwkeurige kennis van absorptiecoëfficiënten is essentieel voor het optimaliseren van de beeldkwaliteit en diagnostische nauwkeurigheid in medische en industriële radiografietoepassingen.