ARPA, wat staat voor Automatic Radar Plotting Aid, is een systeem dat wordt gebruikt op schepen en vaartuigen om te helpen bij het automatisch volgen en traceren van door radar gedetecteerde doelen. Het primaire gebruik ervan is het verbeteren van het situationeel bewustzijn en de navigatieveiligheid door realtime informatie te verstrekken over de posities, koersen en snelheden van nabijgelegen schepen en objecten ten opzichte van het eigen schip. ARPA verwerkt radargegevens en geeft doelinformatie weer op een radarscherm, waardoor operators doelbewegingen kunnen volgen, potentiële botsingen kunnen voorspellen en weloverwogen navigatiebeslissingen kunnen nemen.
Het belangrijkste doel van ARPA is het automatiseren en verbeteren van de nauwkeurigheid van het volgen van doelen en het vermijden van aanvaringen op zeeschepen. Door radargegevens te integreren met de navigatie-informatie van het schip, zoals koers, snelheid en GPS-coördinaten, berekent ARPA het dichtstbijzijnde naderingspunt (CPA) en het dichtstbijzijnde naderingspunt (TCPA) voor gedetecteerde doelen. Met deze informatie kunnen scheepsexploitanten de risico’s van aanvaringen inschatten, preventieve maatregelen nemen om aanvaringen te voorkomen en veilig navigeren in drukke omstandigheden of bij slecht zicht.
Radar en ARPA (Automatic Radar Plot Aid) werken synergetisch samen om uitgebreide situationele bewustzijns- en navigatiemogelijkheden op schepen te bieden. Terwijl de radar het bereik en de rol van het doel detecteert en meet, verwerkt ARPA deze gegevens verder door de doelposities in de loop van de tijd automatisch te volgen en in kaart te brengen. Door door ARPA gegenereerde doelsporen op het radarscherm te leggen, kunnen operators de bewegingspatronen van nabijgelegen schepen bekijken, hun potentiële routes beoordelen en toekomstige posities voorspellen. Deze geïntegreerde aanpak verbetert de effectiviteit van radarsystemen bij maritieme operaties, waardoor het vermijden van aanvaringen en de navigatie-efficiëntie worden verbeterd.
De ARPA-keten verwijst naar het vermogen van ARPA-systemen om bewegingen uit het verleden of historische sporen van doelen in de loop van de tijd te volgen en weer te geven. Met deze functie kunnen radaroperators de routes van schepen of door de radar gedetecteerde objecten onderzoeken en analyseren, waardoor waardevolle informatie wordt verkregen over hun gedrag, bedoelingen en potentiële aanvaringsrisico’s. De ARPA-kanaalfunctionaliteit ondersteunt verbeterde besluitvormingsprocessen op schepen, waardoor operators kunnen anticiperen op scheepsbewegingen, navigatiepatronen kunnen identificeren en de effectiviteit van eerdere navigatiemanoeuvres kunnen evalueren.
Automatic Tracking Aid (ATA) is een ingebouwde functie in ARPA-systemen die het proces van het volgen en traceren van door radar gedetecteerde doelen automatiseert. ATA maakt gebruik van algoritmen en software om doelposities voortdurend te monitoren en bij te werken op basis van radargegevens, waardoor handmatige plotting door radaroperators niet meer nodig is. Deze automatisering vermindert de werklast, verbetert de nauwkeurigheid en zorgt voor consistente trackingprestaties, vooral in dynamische maritieme omgevingen met meerdere bewegende doelen. ATA draagt bij aan een verbeterd situationeel bewustzijn, effectieve vermijding van aanvaringen en veiligere navigatiepraktijken aan boord van schepen die zijn uitgerust met ARPA-systemen.