Hoe wordt de bundelbreedte gemeten?

Bundelbreedte in de context van antennes of radarsystemen wordt gewoonlijk gemeten als de hoekbreedte van de hoofdlob van het stralingspatroon. Een gebruikelijke methode voor het meten van de bundelbreedte is het vinden van de hoeken waaronder de vermogensintensiteit van de hoofdlob tot een bepaald percentage van de maximale waarde daalt. Dit percentage ligt vaak op 3 dB vanaf de piek, waarbij het vermogen de helft van de maximale waarde bedraagt.

De meting van de bundelbreedte is in wezen de hoekafstand tussen de punten waar de vermogensintensiteit van het stralingspatroon maximaal is (hoofdlob) en waar deze daalt tot een bepaald niveau, zoals -3 dB. Deze meting helpt bij het bepalen van de richtingskarakteristieken van het antenne- of radarsysteem, en geeft aan hoe goed het signaal in een bepaalde richting wordt verzonden of ontvangen.

De bundelbreedte kan op verschillende manieren worden berekend, afhankelijk van het stralingspatroon van de antenne of het radarsysteem. Een gebruikelijke benadering is om het stralingspatroon grafisch of wiskundig te analyseren om de hoekafstand te bepalen tussen punten waar de vermogensintensiteit specifieke waarden bereikt, zoals -3 dB. De -3 dB-punten worden doorgaans gebruikt omdat ze overeenkomen met het halve vermogen, waardoor een gestandaardiseerde meting van de bundelbreedte over verschillende systemen mogelijk is.

De bundelbreedte van 3 dB verwijst naar de hoekbreedte van de hoofdlob van het stralingspatroon waarbij de vermogensintensiteit -3 dB verwijderd is van de piekwaarde (maximum). Met andere woorden, het is de hoek tussen de punten aan weerszijden van de hoofdlob waar het vermogen daalt tot de helft (of 50%) van de maximale waarde. Deze meting is cruciaal bij het ontwerp van antennes en radarsystemen omdat deze de ruimtelijke dekking en directionaliteit van het verzonden of ontvangen signaal bepaalt.

Een bundelbreedte van 3 dB verwijst specifiek naar de hoekbreedte van de antenne- of radarbundel waarbij de vermogensintensiteit -3 dB afwijkt van de maximale waarde. Deze maatstaf wordt veel gebruikt in de techniek en telecommunicatie om de directiviteit en dekking van antennes of radarsystemen te karakteriseren. Een smallere bundelbreedte van 3 dB duidt op een meer gerichte en gerichte bundel, terwijl een bredere bundelbreedte een grotere dekking impliceert, maar mogelijk een lagere directiviteit.