Hoe werkt radar?

Radar werkt door radiogolven uit te zenden vanaf een zender, die door de lucht reizen totdat ze een object tegenkomen. Deze golven stuiteren tegen het object en keren terug naar de radarontvanger. Door de tijd te meten die golven nodig hebben om naar het object en terug te reizen, kunnen radarsystemen de afstand tot het object berekenen. Bovendien analyseren radarsystemen de frequentieverschuiving (Dopplerverschuiving) van de geretourneerde golven om de snelheid van het object te bepalen en gebruiken ze de richting van de antenne om de locatie van het object ten opzichte van de radar te bepalen. Deze informatie wordt verwerkt en weergegeven om informatie te verschaffen over de aanwezigheid, locatie en beweging van objecten binnen het bereik van de radar.

Een radarsensor werkt door elektromagnetische golven vanaf een antenne uit te zenden en echo’s te ontvangen die worden weerkaatst door objecten binnen het dekkingsgebied. De sensor zendt korte pulsen radiofrequentie-energie uit, die zich in alle richtingen naar buiten verspreiden. Wanneer deze pulsen een object tegenkomen, worden ze teruggekaatst naar de radar. De ontvanger van de radar detecteert deze gereflecteerde signalen en meet de vertraging tussen verzending en ontvangst om de afstand tot het object te bepalen. Door de frequentieverschuiving van de geretourneerde signalen (Dopplerverschuiving) te analyseren, kan de radarsensor ook de snelheid en bewegingsrichting van het object bepalen. Dankzij dit continue proces van het verzenden van pulsen, het ontvangen van echo’s en het analyseren van gegevens kunnen radarsensoren objecten over korte of lange afstanden detecteren en volgen, afhankelijk van hun ontwerp en toepassing.

De zoekradar werkt door een groot gebied of een groot volume van de ruimte met zijn antenne in een systematisch patroon te scannen. Dit scannen kan mechanisch worden gedaan, waarbij de antenne fysiek draait om het gebied te scannen, of elektronisch (zoals bij Phased Array-radar), waarbij de richting van de straal elektronisch wordt gestuurd zonder bewegende delen. De radar zendt pulsen van elektromagnetische energie uit en luistert naar echo’s die worden weerkaatst door potentiële doelen. Door de tijd te analyseren die nodig is voordat de pulsen terugkeren en de Doppler-veranderingen in de gereflecteerde signalen, kan de zoekradar objecten binnen zijn dekkingsgebied detecteren en lokaliseren. Zoekradarsystemen worden vaak gebruikt voor luchtverkeersleiding, weermonitoring, militaire surveillance en andere toepassingen waarbij brede dekking en detectie van meerdere doelen essentieel is.